En als ik nu al eens contact zou opnemen met een uitgever?

Voor Annika, als dank voor haar huisje in Zeeland.

En als ik nu al eens contact zou opnemen met een uitgever? Niet zozeer of hij mijn roman wil uitgeven. ‘Neen, meneer, ik kom u alleen maar een deadline vragen. Van u ga ik dat beter aannemen dan van mezelf. Bedankt en hopelijk tot ziens.’ 

Altijd belangrijk, contacten leggen. En een goede indruk maken. Die jogging dus maar beter niet aantrekken, ook al zit hij nog zo lekker.  

Misschien moet ik maar best wachten met dat resterende kaarsje aan te steken, ook al wordt het donker? Dan kan het mijn laatste loodjes nog verlichten, volgende maand misschien, als dat even zou kunnen? Hetzelfde dekentje, dezelfde antislipkousen, dezelfde bonen in tomatensaus. Deze week helpen de rituelen niet zoals voorheen. nVoelt het huisje dat we weldra voorgoed afscheid zullen nemen?

 ‘47 stappen’. Mijn i-Phone overdrijft. Wellicht jaloers omdat ik hem net even aan de kant leg voor zijn oudere Mac-broertje. Niet dat dit makkelijk tokkelt, horizontaal in de zetel met armen die al meteen gaan tintelen. Zoals ik al eerder zei, het vlot niet deze dagen.

Het is dat Sinterklaas nog moet passeren,  of ik had een kleine spar mee de grens over gebracht. Waar ik nu woon, kwam een andere heilige man nochtans vorige week  al langs met een nachtlevering aan huis. Oortjes voor het mobieltje en wat gadgets hier en daar voor de bende.  Hij kwam precies aan het vooropgestelde bedrag.   Verder veel zoet en lekkers, dat staat altijd mooi , zeker als het verspreid wordt op het tapijt of in de schoenen bij de haard.

Geen kerstboom dus, ik laat de gemberthee voor gezelligheid zorgen.  Ik heb m’n eigen kop mee, ook al staat de kast hier vol met zelfgedraaide keramiek van de eigenares, mijn vriendin. Maar een mens krijgt rare gewoontes als hij ouder wordt. Mijn hoofdkussen moet trouwens ook steeds mee.  En noten en dadels, opdat ik nooit ofte nimmer nog honger zou hebben. De oorstokjes zijn ook altijd van de partij. Bamboestokjes zijn dat nu. Ik blijf aldoor aan die zeepaardjes denken.  (Laatst zag ik dat die tegenwoordig met mondmaskers spelen. )

Hier heb ik al zes dagen geen mondmaskers op gehad.  Ik kan dus mijn tanden bloot lachen naar de roodborstjes. Ze merken mijn nieuwe tandkroon niet eens op, met die kleine oogjes weetjewel. En van dat virus begrijpen ze al helemaal niks. ‘Jij? Corona opgedaan vorige maand? Je was hier toch alleen?’ Daar hebben ze wel een punt natuurlijk, als ze de gulzige eekhoorn buiten beschouwing laten.  

Het was echter mijn vurige intrede en het weerzien met mijn koortsig lief dat mij in de quarantaineval heeft doen lopen.  

‘Uitrusten’, zegden ze me. Zei ik ook altijd tegen mijn patiënten. Er waren er die mij dat héél graag hoorden zeggen. De kleine zelfstandigen daarentegen genazen wel altijd een pak sneller: bizar vond ik dat.. 

Rusten dus, terwijl ik net helemaal opgeladen vanuit Zeeland was teruggekeerd, en daar meer dutjes had gedaan dan de hond tijdens onze werkdagen! De 'steuncellen' in mijn neus vielen uit. Ik las dat de wetenschappers hun functie onderschat hebben. Verkeerde naamkeuze ook ooit, als je het mij vraagt. Ik kan de herfst niet ruiken.

Drie keer brandde er eten aan, en al weken nu vraag ik me af wat het nut is van het theebuiltje, als ik toch maar enkel heet water proef.  Ik hoop dat ik op een dag terug de geur van verse lakens mag opsnuiven, en de kop koffie kan ruiken die mijn Lief me ’s morgens brengt (terwijl ik intussen de dringende Instagramberichten doorneem).

Ik klaag niet. Ik ben terug fit genoeg om hier tot diep in de nacht aan zinnen te komen schaven en te komen zwoegen en zweten aan die roman. Die droom die nu een werkelijk plan is. Zonder deadline, ik beken, maar kleine stapjes brengen je toch ook op je bestemming? Ik las trouwens dat je best om de 90 minuten pauzeert. Klonk me als muziek in de oren. 

Over muziek gesproken: Spotify, wat een geweldige uitvinding is me dat zeg! Ik moet het maar bedenken of de slows uit lang vervolgen tienerjaren schallen hier uit mijn mobieltje en voeren me terug naar de eerste fuifjes. In gedachten was ik dan Baby uit Dirty Dancing, in realiteit het Haperende Harkje dat probeerde in de maat te blijven.  Vriendelijk zijn is een eigenschap die altijd geapprecieerd wordt, dus ik lachte gewoon de hele tijd. Mijn vriendinnen ook. Eentje kon terwijl zelfs dansen als Madonna. Binnenkort zal mijn dochter ook naar een eerste fuifje gaan. Als ze maar lacht wanneer ik haar en haar vriendinnetjes kom ophalen. Misschien kan er wel eentje dansen als Beoncé.  

Over naar de orde van de dag. Schrijven dus. Daarom ben ik hier. Om ongestoord hard te kunnen werken. Geen vaatwasser noch wasmachine leegmaken.  Niemand die iets van me verwacht.  Op voorhand denk ik altijd dat ik niet te houden zal zijn. Dat de muze  en haar woordenvloed niet te volgen zullen zijn. Dat de inspiratie me zal wakker houden tot het ochtendgloren en ik thuis zal komen met de plechtige woorden: ‘Jongens, het is zover. Mijn roman is klaar. He-le-maal klaar! Kunnen we dan nu ineens naar de Bezige Bij rijden aub? We kunnen daar een kroket uit de muur halen, en een wandeling maken langs de Amsterdamse grachten, wat denk je? Ik hol alvast naar de auto.’

Helaas zal ik morgen vooral aankondigen dat ik nog wat tijd nodig heb. ‘Hoeveel nog dan?’

‘Tja, moeilijk te zeggen.  Weet je, het is niet zo eenvoudig om die hoofdstukken te puzzelen en om…’

‘Hoeveel dagen denk je nog nodig te hebben?’  

Mijn lief is praktisch aangelegd, hij organiseert en plant graag alles netjes. Hij wil weten welke vrijdag hij dan vrijaf moet nemen en of de hond welkom zou zijn in de Bezige Bij en…

’Ik weet het niet. Nee, ik weet dat echt niet. Ik heb zeker nog een volledige week nodig.’

En zo gaat dat al twee maanden. Ik heb de witte doktersjas aan de kapstok gehangen voor een droom die zich blijkbaar in een Lada verplaatst en niet in een Maserati, zoals eerder gedacht.  Een Lada met raampjes, dat wel. Het uitzicht is zelfs nog mooier, alles helder te zien. Prachtig, al die details. 

De tijd kronkelt gezapig voort. Van opgeruimde ontbijttafels naar koffieklets met vriendinnen en terug naar sudderende stoofpotjes.  Ik heb tijd voor mijn ouders. Ik kan aan de schoolpoort staan. Als het weer eens niet lukt voor de poetsvrouw, kies ik een vrolijk muziekje.  Ik zing terwijl ik de tandpastaklodders weg boen en met een berg vuile was dans ik door de gang. Dromend over dat boek. Glimlachend over verrassende plotwendingen. Fantastisch hoe alles ingenieus in mijn hoofd klaar zit. Maar het mag gerust ook netjes allemaal op papier komen nu. Liefst chronologisch en zonder spellingsfouten. Met een grappige noot hier en daar, in een vlotte schrijfstijl. Het mag wat spannend zijn, af en toe een beetje opwindend ook liefst.

Hier ben ik. In de Zeeuwse polders. In een huis dat aanvoelt alsof het mij al jaren kent. Zelfs de gordijnen zijn hier vriendelijk. Alles is klein, en doet wat het moet. Zoals ik. Of toch meestal.

Niks is toeval. Ik leerde mijn vriendin kennen toen ik aan mezelf wilde werken. Dit paradijsje is van haar. Ik mag hier mijn boek schrijven.  Aan mezelf werk ik een andere keer wel verder. Een lieve vriendin, knap en slim en handig en wijs. Ze draait keramiek en ze schildert. Ik mag van haar zoveel komen als ik wil. Ik mag doen alsof ik hier thuis ben. Wat ook weer niet klopt, want hier is het veel stiller. Enkel ruisende bomen, kwetterende vogels, een zweefvliegtuig af en toe. 

Als ik naar zee huppel, begin ik altijd spontaan te zingen. Huppelen, je leest het goed. Ik kan toch moeilijk gaan sloffen of slenteren door een straatje met een naam als ‘Zeepaardjesweg’?

Ik neem foto’s van de duinviooltjes , van doornappel, van nachtsilene. Alles is hier mooier, liever, ruwer. Uitgestrekt. Puur. Het licht is anders. Alles klopt hier. 

Ik neem foto’s van mezelf. Voor mocht ik er ooit aan twijfelen dat ik hier altijd lach.  

Als een klein meisje uit een spannend jeugdboek voel ik me, als ik aan de voet van de vuurtoren sta. Gebouwd in 1840. Het licht evenaart 5200000 kaarsen. Wie heeft dat ooit in ’s hemelsnaam gemeten? En hoe dan wel? Ik beeld het me in, terwijl ik met een ferme stap het Verklikkerspad neem richting zee. Ik kijk naar de golven. Of beter gezegd, ik tuur naar de horizon, dat klinkt beter.  Er is, zoals gewoonlijk, geen ene ziel op het strand. Ik roep zo hard ik kan. Zoals gewoonlijk. Ik hoor nauwelijks zelf hoe ik hun namen schreeuw naar het water. En dat ik hen graag zie. Voor altijd.

Ik spreek af dat ik terug kom. De zee en ik, we weten dat ik gelijk heb.

Morgen zal ik alles opruimen. Ik berg de boeken op die ik meebracht, ik sorteer de losse bladen die ik her en der bijeen kribbelde. Ideeën voor nieuwe boeken begot. Titels. Boodschappen voor dat andere, luidere leven. 

Ik zal zorgen dat ik m’n hoofdkussen niet vergeet. Geen twijfel dat ik zonder lievelingskop ook graag daar zal zijn, waar zij op me wachten.  Maar voor iemand anders is die mok niet bijzonder, ik neem ze mee. 

Ik zal de deur achter me dichttrekken. Eerst zal ik één voor één alle kamertjes binnen gaan. Ik zal hen bedanken voor de gastvrijheid. Ik zal het bed en de tafel en de stoel en het grote raam bedanken en de leeslamp en de makkelijke bank en de ketel en de rieten zetel op de houten planken buiten. Ik zal zwaaien naar de kalende bomen en de roodborstjes. Misschien zie ik het eekhoorntje nog net. 

Ik zal het huisje bedanken voor de fijne samenwerking. Het is fantastisch mooi geweest. Ik kwam hier graag, elk seizoen, altijd.  

Zorg je goed voor wie na ons komt hier?

Als het lente wordt kom ik terug met mijn vriendin. We zullen voorbij rijden en zwaaien. Op weg naar de duinviooltjes. Namen schreeuwen naar het water. Dat we hen graag zien. Dat we terug komen. 

Ik zal foto’s nemen. Zodat we later, als we oud zijn, kunnen zien hoe we lachten. Zij en ik.

Huisje, dankjewel. Dankjewel dat ik mocht binnen komen. Dat ik aan je tafel mocht zitten om te doen wat ik het liefst doe: mijn droom omzetten in een plan.  Met kleine stapjes. Via de Torenweg. Langs de Strandweg. Hoofdstuk 13 check. Hoofdstuk 17 nog aan te passen.

Huppelend.

Op weg naar Amsterdam.

Met de Lada. Een groene...

(Geschreven in Haamstede op 19 november 2021. Mijn dank is groot voor Annika Waag. Voor haar huisje in Zeeland. En voor haar, omdat ze is wie ze is. Omdat ik haar graag heb. 🙏🏽🧡🙏🏽)

Over de schrijfster, Saskia, Dokter Geluk

Saskia is Life Style en happiness coach. Na een carrière van meer dan 20 jaar als huisarts besloot ze het roer om te gooien. Leef je Allerbeste leven is haar grote levensdoel geworden. Schrijven is haar passie.

Meer teksten

Bueno Domenica

Zondag. Rustdag. Alhoewel, niet in m’n hoofd, waar de zinnen om 4 uur vanmorgen al naar buiten wilden en nu onophoudelijk haasje-over, estafette en verstoppertje spelen.

Lees Meer →

Zij en ik

We zijn ondertussen al een tijdje samen, zij en ik.

Het heeft geen zin haar te vragen hoe lang precies, ik weet zeker dat ze daar onmogelijk zal kunnen op antwoorden.
..

Brief aan jou, mijn patiënt

september 2021

Ik wil je iets zeggen. Ik ga stoppen met mijn werk als huisarts. Ik zou je dit liefst persoonlijk willen vertellen en uitleggen, maar dat is praktisch gezien niet haalbaar. Vandaar deze brief dus....


Wil je meer lezen van Saskia?

Schrijf je in en ontvang een mailtje wanneer een nieuwe blog verschijnt.